LATEI-directeur Antoni Poot blikt dertig jaar vooruit.
Antoni Poot is al ruim tien jaar met veel toewijding mededirecteur van LATEI. Het dertigjarig jubileum is voor hem een mooie aanleiding om juist vooruit te kijken: hoe ziet de wereld er over dertig jaar uit? Hoe leven en wonen we in 2052? Antoni werpt een blik in de toekomst en spreekt zijn verwachtingen uit.
Voordat we in de tijdmachine stappen: wat maakt dat jij al zo lang op je plek bent bij LATEI?
‘Om precies te zijn ben ik in november 2010 bij LATEI begonnen als ontwikkelmanager. In maart 2012 ben ik formeel tot de directie toegetreden en zijn Ard de Jong en ik dat met z’n tweeën gaan doen. Wij kunnen lezen en schrijven met elkaar, hebben aan een oogopslag en een halve zin voldoende. Wat het mooie is: we zijn vanwege de constructie van het bedrijf – LATEI is een holding met daarboven een stichting – gewoon werknemers, maar alles wat we doen, doen we met de inzet, emotie en passie alsof het ons eigen bedrijf is. Die energie weten we altijd aan de dag te leggen en dat maakt elke dag bij LATEI een uitdaging en een feest. We hebben er bewust voor gekozen om als team kleinschalig te blijven, ook al hadden we kunnen groeien. Korte lijnen, geen tussenlagen. Daardoor kunnen we snel beslissingen nemen als dat noodzakelijk is. Dat onderscheidt ons van veel collega’s. Die dynamiek van snel schakelen en de passie van en samenwerking met het hele team, plus de eindverantwoordelijkheid samen met Ard, zorgt ervoor dat ik nog steeds met veel plezier bij LATEI werk.’
Wat maakt LATEI uniek volgens jou?
‘In de eerste plaats de diversiteit van ons werk. We ontwikkelen bijvoorbeeld twintig woningen als aanvulling op de bestaande stad, maar het kan ook een grote binnenstedelijke opgave zijn zoals het project HEROS aan het Osdorpplein in het Amsterdamse stadsdeel Nieuw-West. Aan de andere kant van het spectrum werken we sinds jaar en dag aan de uitbreiding van Veenendaal-oost, waar we mede-aandeelhouder van de grondexploitatie zijn en wezenlijk bijdragen aan de ontwikkeling van ruim drieduizend woningen en de daarbij behorende voorzieningen. We zijn daar mede-initiator geweest van het energiebedrijf Duurzame Energievoorziening Veenendaal-oost (DEVO) toen men in Nederland het woord gasloos nog niet eens in de mond nam. We bestrijken dus een heel breed palet. Maar wel op specifieke plekken in Nederland. Als je compact wil zijn, kun je niet in het hele land actief zijn. Daarnaast hebben we heel bewust twee belangrijke keuzes gemaakt: we doen het niet voor, maar met de klant. Voor al onze projecten houden we workshops en enquêtes waarbij we toekomstige bewoners vragen hoe ze willen wonen en welke behoeftes er leven. De andere belangrijke keuze is dat we het graag samen met partners doen. Delen is vermenigvuldigen. We koesteren daarom innige samenwerkingen waar alle partijen beter van worden. Op die manier proberen we Nederland een beetje mooier te maken.’
Op welke projecten ben je trots?
‘HEROS aan het Osdorpplein was echt een grote opgave. Binnenstedelijk, in bestaand stedelijk gebied; het hoofdwinkelcentrum van het stadsdeel Nieuw-West. Samen met locatie-eigenaar LEBO zijn we in staat geweest een heel mooi project neer te zetten. Het is een project dat bij de big five had gepast, maar met onze manier van werken en ons enthousiasme hebben we LEBO kunnen overtuigen. Hoe het er nu staat, met enthousiaste huurders en bewoners, maakt dat ik er meer dan trots op ben. Een heel ander project is Zonnehof 10 in Amersfoort, dat we midden in de crisis hebben gekocht. Dat is een voorbeeld van goed koopmanschap. Terwijl Nederland midden in de financiële crisis zat, hebben we toch die mooie locatie gekocht om er jaren later, met behoud van het bestaande gebouw, echt iets moois neer te zetten. En dat in onze hometown Amersfoort. Het derde project dat ik wil noemen is Veenendaal-oost. Ik ben er trots op dat we daar een bedrijfsaandeel in hebben. Heel gaaf dat we dit soort projecten waarmaken als organisatie. Dat doen we niet alleen, maar samen met gemeenten, partners en marktpartijen.’
Op naar de toekomst. Wat zullen de grote veranderingen zijn?
‘Die doen zich volgens mij vooral in het openbaar gebied voor. Ik geloof heel sterk dat we over dertig jaar de infrastructuur zo aangepast hebben, dat de verbindingen van wegen aan de bewoonde gebieden echt anders zijn. In Utrecht is het water al teruggebracht rond de stad. Ik ga ervan uit dat dit navolging krijgt in andere steden. Dat er meer ruimte komt voor groen. Dat bewegen van A naar B voor een groot deel op andere manieren gebeurt dan met de auto en dat er hubs zijn waar je je auto kunt parkeren. Door dit soort ontwikkelingen worden steden leefbaarder, gezonder en vriendelijker. We hebben wel wat overwinningen te behalen. Maar als je kijkt naar de prognoses van de bevolkingsgroei, dan moeten we het met elkaar anders gaan organiseren. Tegelijkertijd warmt de aarde op en kan het tot en met Arnhem onder water komen te staan. We moeten de waterkering en infrastructuur wel zo inrichten dat dit zeker niet gebeurt.’
In hoeverre verwacht je dat woningen een transformatie gaan doormaken?
‘Dertig jaar is een lange periode, maar aan de andere kant wonen mensen nog steeds graag in een “jarendertigwoning”. Ik verwacht daarom dat het huis an sich, groot of klein, blijft. Ook over dertig jaar wil iedereen een huis hebben om in te leven. We gaan niet ineens onder de grond wonen. Ik verwacht dat gezinnen behoefte blijven houden aan keuken, woonkamer en slaapkamers. Wellicht dat woningen in flexibiliteit toenemen als het gaat om de indeling. Maar het huis behoudt zijn kwaliteit. Kijk, de afgelopen dertig jaar zijn woningen ook niet veel futuristischer geworden, maar technisch wel beter. Wat wel zo is: een huis van vijftig vierkante meter is nu ook hip, dat was toen niet aan de orde. Een appartement onder de zestig vierkante meter kon echt niet. Die stappen zijn gemaakt. Er zijn al woningen die zelf energie opwekken en dat vervolgens gebruiken, daar hoef je niet dertig jaar op te wachten. Natuurinclusief ontwikkelen met bijvoorbeeld sedumdaken, nestkasten, schelpenpaadjes en waterdoorlatende tegels doen wij al, dat is nu de basis. Het futuristische gaat ‘m denk ik zitten in hoe de huizen worden neergezet. Niet meer met steigers op de bouwlocatie, maar veel meer fabrieksmatig met gebruik van robots. Modulair en circulair. Al zal een huis anders dan een auto nog steeds maatwerk blijven, waarbij de architect zeker een rol kan hebben. De techniek in huis zal veranderen. We hebben straks geen sleutel meer nodig. Stembediening zal standaard zijn. Straks knip je met je vingers en verduister je je raam. Nu zien we dat soort technologieën al bij specifieke kantoorgebouwen, straks is het ook in nieuwbouwwoningen aan de orde. Hoever het zal gaan durf ik haast niet te voorspellen.’ Daarnaast zal een woning volledig zelfvoorzienend zijn. Ze wekken zelf stroom op en met behulp van goede accu’s slaan we die op in de woning/woonomgeving om de stroom op het gewenste moment te kunnen gebruiken.
Welke rol zie je daarbij voor LATEI weggelegd?
‘De behoefte aan mooie en goede plekken om te wonen blijft. Er ontstaan twee wezenlijke stromingen in ons vakgebied. Wij nemen enerzijds onze rol als initiator van het ontwikkelen van nieuwe woongebieden. We zetten onze kennis en kunde in als het gaat om het transformeren van bedrijventerreinen en weilanden tot woongebieden. Anderzijds moeten er nieuwe plannen komen voor woningen die eerder zijn neergezet en niet meer toekomstbestendig blijken. Wij kunnen daar een onderscheidende rol in vervullen, zeker gezien onze roots met de woningcorporaties, waar we nog steeds nauw mee samenwerken. We zien een meerwaarde om dat soort opgaven voor en met hen op te pakken, zodat er goede plekken en een fijn thuis voor alle mensen ontstaan.’ Hierbij is extra aandacht voor betaalbare woningen nodig, ook in de koop. Deze zijn essentieel voor een gezonde woningmarkt.
De roep om hoogbouw klinkt steeds luider. Hoe zie jij dat?
‘Dat is locatie-afhankelijk. Ik geloof echt dat hoogbouw op sommige plekken heel goed is. We ontwikkelen nu een woontoren aan de Stadsring. Dit past goed op deze plek. Maar bijvoorbeeld Veenendaal-oost als uitbreidingswijk is niet meteen een logische keuze. De plek bepaalt of hoogbouw wenselijk is. We gaan nu aan de slag met de Kop van Isselt in Amersfoort, dat gaat de komende jaren transformeren van bedrijventerrein naar woon-werkgebied. Daar wordt meer de hoogte ingegaan. Ook daar is het de uitdaging om wonen en groen aan elkaar te verbinden, zodat er een prettige leefomgeving ontstaat.’
Hoe zal materiaalgebruik veranderen, verwacht jij?
‘We bouwen nu huizen met beton en bakstenen. Er is een stroming die zegt: we moeten met hout bouwen, dat is de toekomst want de CO2-uitstoot is lager en je slaat er CO2 mee op. Ik geloof heel erg in diversiteit. Niet alleen maar hout, niet alleen maar beton. En als we dan beton gebruiken geen “nieuw beton”, maar gerecycled beton uit gesloopte gebouwen, zodat de circulatie erin zit. Misschien komt er straks wel een nieuw materiaal, al dan niet technisch gecreëerd. De technologie zal ons blijven uitdagen, wij zullen haar moeten blijven omarmen.’
Diversiteit lijkt een sleutelbegrip in jouw verhaal, je noemde het al eerder als belangrijke kracht van LATEI.
‘Dat is het ook. Je kunt het ook vertalen naar de ontwikkeling van wijken. De succesvolste wijken zijn wijken met een diversiteit aan mensen en behoeftes. Daar waar het heel eenzijdig was, rijendik van hetzelfde, zijn over het algemeen minder succesvolle plekken. Dus we moeten met z’n allen aan de slag om de mix van het sociale, midden- en hogere segment en goede werkplekken op orde te houden. Het sociale segment moet niet weggemoffeld worden. Dat verdient juist een prominente plek. Maak het zo mooi mogelijk, dan houden mensen het mooi. Zo doen we het al dertig jaar. En het werkt, dus dat blijven we doen.’
Hoezeer kijk jij als projectontwikkelaar uit naar de toekomst?
‘De wereld verandert, we zitten in een heel dynamische periode. De behoefte aan woningen blijft, maar de manier van bouwen en de inrichting van de omgeving wordt echt anders. Maar dat zijn de leukste uitdagingen. Ik ben niet voor niets ontwikkelaar geworden. Onze rol is om iets te initiëren dat meerwaarde geeft. Het mooiste is dat je iets achterlaat dat voor eeuwig tastbaar is. Wij kunnen een rondje door Nederland doen en op verschillende plekken zeggen dat we daar met ons team aan bijgedragen hebben door iets waardevols voor mensen neer te zetten. Dat je op dag één geloof in een plek hebt gehad en later terugkomt en ziet dat mensen er prettig leven, vind ik nog steeds het allermooiste.’