Door technologische ontwikkelingen wordt het steeds eenvoudiger data te verzamelen en mensen in hun gedrag te volgen. Bedrijven doen dit om mensen persoonlijke aanbiedingen te kunnen doen over hun producten, en ook ouders zijn blij dat ze hun kinderen via een trackingcode kunnen volgen. Waar zouden we zijn zonder data? Maar worden we daar echt zo blij van of moeten we ons zorgen maken?
In onze LinkedIn poll#1 vroegen we onze volgers:
Wat betekent de technologische evolutie voor onze privacy in 2052?
Slechts 16 procent van de respondenten denkt dat de privacy over 30 jaar goed beschermd is en een vijfde deel denkt geen privacy meer te hebben. Tweederde veronderstelt dat in 2052 data ons leven bepalen. Maar als data ons leven bepalen, hoe zit het dan met onze privacy?
Ook onze expert Wilco Dekker, technologiestrateeg en bergbeklimmer, stelt zich die vraag als het gaat om de toekomstige inrichting van onze woon- en leefomgeving. “Het is aannemelijk dat we over 30 jaar anders met elkaar communiceren. Er zal technologie op de markt komen die ons draadloos alles brengt wat we nodig hebben. Gepersonaliseerde data, persoonlijke assistenten en avatars zijn een logisch product van al deze ontwikkelingen. Tijd om te zoeken is er bijna niet meer, we willen direct op een presenteerblaadje wat bij onze persoonlijke voorkeur aansluit. Wij zullen ons gedrag aan moeten passen aan die veranderende omstandigheden en stil moeten staan bij de vraag hoe we al die data beschermen tegen misbruik. Er zal op een andere manier tegen privacy aangekeken worden, dan dat we nu doen.”
In het blog ‘recht en samenleving’ (1 oktober 2021) staat ook Dr. Jaap-Henk Hoepman (1966), Universitair Hoofddocent bij de Digital Security groep van de Radboud Universiteit Nijmegen, stil bij het thema ‘Is gegevensbescherming nou echt zó moeilijk?’ . Hij stelt vast dat wat ‘privacy’ is, mee verandert op basis van technologische ontwikkelingen. “Dat zie je mooi terug in de chronologie van welke definities van privacy de afgelopen eeuwen gangbaar waren. Het recht om met rust gelaten te worden (van Warren en Brandeis uit de eind van de 19e eeuw) was een reactie op de opmars van goedkopere en makkelijker te bedienen fotocamera’s gecombineerd met het feit dat drukmachines beter en drukkosten lager werden. Met het internet is het koppelen van verschillende databestanden een peulenschil. Dat leidde in 1971 in Nederland tot de eerste maatschappelijke discussies over privacy, en veranderde het begrip privacy in een informationeel zelfbeschikkingsrecht: het recht om zelf te beslissen welke van jouw persoonlijke gegevens met wie gedeeld mogen worden. Deze privacy definities vonden ook hun weg in wet- en regelgeving.”
De Belgische trendwatcher Tom Palmaerts ziet ‘privacy’ in zijn artikel ‘Hoe ziet de wereld er in 2052 uit voor onze kinderen’ als volgt: “De komende decennia zal Azië meer als voorbeeld dienen zoals we jarenlang met Amerika gedaan hebben. Dat gaat op heel wat vlakken een invloed hebben. Zeker op de manier waarop we naar privacy kijken. In Azië voelen tieners zich nu al niet ‘geliefd’ als ze niet getracked worden door hun ouders. Aan privacy opgeven zullen bepaalde privileges hangen in de toekomst. Dan wordt het nadenken of de voordelen niet opwegen tegen de nadelen. Als je je medische gegevens deelt, krijg je bijvoorbeeld een lagere verzekeringspolis. Waarom niet?”
Eén ding weten we zeker: de technologische ontwikkelingen zijn niet meer te stoppen. We bouwen straks zelfs huizen met data gedreven 3D printers. Daar komt geen mensenhand meer aan te pas. Maar hoe bewegen we ons als mens tussen al die data? Wat willen we wel delen en wat niet? De poll geeft aan we wel weten dat data in 2052 niet meer uit ons leven weg te denken zijn. En hoe de definitie van privacy tegen die tijd luidt? Dat laten we graag aan de juristen over.